De Hoge Raad heeft het arrest in de schadeloosstellingsprocedure inzake de onteigende SNS-effecten opnieuw aangehouden en wel tot 21 april 2023.
Ruim 10 jaar na de nationalisering zou vandaag duidelijk worden wat de waarde van de onteigende SNS-effecten is. De Hoge Raad heeft het arrest echter wederom niet uitgesproken, maar aangehouden tot 21 april 2023. Het feit dat de uitspraak is doorgeschoven staat op zich en is geen indicatie voor de uiteindelijke inhoud van het arrest.
Voorgeschiedenis
In 2013 nationaliseerde minister van Financiën Dijsselbloem SNS Reaal. Vanaf dat jaar is al geprocedeerd over de waarde van de onteigende SNS-effecten. In 2021 besliste de Ondernemingskamer dat de waarde van de aandelen werd vastgesteld op 0,0 cent.
Er werd toen echter wel een vergoeding vastgesteld voor (achtergestelde) obligaties en andere SNS-effecten van in totaal ruim 804 miljoen euro. De minister van Financiën had echter een groot aantal bezwaren tegen de beschikking van de Ondernemingskamer en heeft deze aan de Hoge Raad voorgelegd.
Het wachten is dus nu op de uitspraak van de Hoge Raad. Het is daarbij gebruikelijk dat de Hoge Raad vooraf nog onafhankelijk advies ontvangt van de advocaat-generaal. Die conclusie is vorig jaar juli gepresenteerd. De advocaat-generaal gaf het advies aan de Hoge Raad om de beschikking van de Ondernemingskamer in stand te laten. In de meeste gevallen neemt de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal over.
Waarschuwing aan SNS-obligatiehouders
In aanloop naar de uitspraak van de Hoge Raad werd via een aantal banken het bericht verspreid dat een buitenlandse partij tegen 25% van de nominale waarde de onteigende SNS-obligaties wil overnemen. De VEB herhaalt haar eerdere waarschuwing aan beleggers om niet zonder zorgvuldige overweging in te gaan op dit bod. De Ondernemingskamer heeft in haar beschikking van 11 februari 2021 namelijk een aanmerkelijk hogere waarde dan 25% per onteigende obligatie vastgesteld. “ [D]e aan de rechthebbenden toekomende schadeloosstelling ter zake van de onteigende effecten” verschilt per soort obligatie, zo blijkt uit de beschikking.
Bovendien komt boven op deze waarde nog de wettelijke rente vanaf 1 februari 2013 tot het moment van uitbetaling. De uitbetaling zal plaatsvinden 4 weken nadat de waardebepaling definitief vaststaat.
Als de Hoge Raad in de uitspraak op 21 april inderdaad de beschikking van de Ondernemingskamer in stand laat, zal dus binnen 4 weken uitbetaling aan de onteigende obligatiehouders volgen. Als de Hoge Raad echter besluit de beschikking van de Ondernemingskamer te vernietigen, kan uitbetaling mogelijk nog enkele jaren duren.
De VEB volgt het verloop van deze zaak op de voet en houdt u op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen.
Aan onteigende obligatiehouders raden we aan goed te kijken naar de waarde die de Ondernemingskamer in haar oordeel van 11 februari 2021 aan de betreffende obligaties heeft toegekend en daarbij ook de wettelijke rente in ogenschouw te nemen. Binnen deze kaders kunt u zelf besluiten of u ingaat op het bod van de buitenlandse partij tegen 25% van de nominale waarde.